De ouders van een pasgeboren baby die 2,5 jaar geleden in een vuilcontainer in Amsterdam werd ontdekt, zijn veroordeeld tot 15 maanden jeugddetentie. De rechtszaak vond plaats achter gesloten deuren, aangezien de ouders op het moment van het incident minderjarig waren. Ze gaven toe dat ze de baby in de container hadden geplaatst omdat ze dachten dat het kind was overleden.
Onvoorwaardelijke jeugddetentie
De rechtbank oordeelde dat de ernst van de gepleegde feiten een onvoorwaardelijke detentiestraf noodzakelijk maakte. Zowel de vader als de moeder zijn daarom veroordeeld tot 15 maanden onvoorwaardelijke jeugddetentie. De moeder kreeg daarnaast 6 maanden voorwaardelijke jeugddetentie, op voorwaarde dat ze meewerkt aan behandeling. De vader kreeg naast jeugddetentie ook jeugd-tbs opgelegd, met de voorwaarde dat hij meewerkt aan behandeling en begeleid zal wonen in een instelling.
Ontdekking van de baby
In februari 2021 werd een pasgeboren meisje gevonden in een vuilcontainer in de Amsterdamse wijk Holendrecht. Een buurtbewoonster hoorde geluiden uit de container toen ze haar vuilnis weggooide en realiseerde zich dat het een baby was. Enkele dagen na de ontdekking van de baby werden een 17-jarige jongen en een meisje aangehouden. Zij bleken de ouders van het kind te zijn. Volgens de advocaat van de vader waren de twee ervan overtuigd dat het meisje was overleden en raakten ze in paniek.
Verdacht van moord op een tweede kind
Naast het achterlaten van het meisje in de vuilcontainer, worden de twee ook verdacht van de moord op een tweede kind. Tijdens het onderzoek naar de baby in de vuilcontainer ontdekte de politie gesprekken over een tweede baby. Na verder onderzoek werden resten van een baby gevonden in de achtertuin van de moeder.
Reactie van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie eiste twee weken geleden 18 maanden jeugddetentie en tbs. De eis was gebaseerd op de ernst van de feiten en het feit dat de verdachten volgens het OM onvoldoende hadden meegewerkt aan het onderzoek. De verdachten en het Openbaar Ministerie hebben twee weken de tijd om in hoger beroep te gaan tegen het vonnis.