Na de uitdagingen van de coronapandemie, staan kleine ondernemers voor een nieuwe hindernis: het terugbetalen van de ontvangen coronasteun en belastingen. Dit is een realiteit voor veel ondernemers, waaronder Iresh Soekhoe, eigenaar van een beautyzaak. Ze maakte gebruik van de NOW-regeling om haar personeel te behouden tijdens de pandemie, maar nu worstelt ze met de terugbetaling. MKB Amsterdam ziet dit probleem bij veel bedrijven en pleit voor een op maat gemaakte oplossing van de overheid voor kleine ondernemers.
De uitdaging van Iresh Soekhoe
Iresh Soekhoe heeft sinds 2015 haar eigen beautyzaak. “Ik heb het bedrijf opgebouwd zonder schulden, met mijn eigen geld. Vanaf 2019 ben ik langzaam begonnen met het aannemen van personeel. En toen kwam 2020, het jaar van corona”, vertelt ze. Om haar personeel te behouden, maakte Soekhoe gebruik van de NOW-regeling. Echter, de regeling, die gebaseerd is op omzetverlies, bleek een tegenvaller. De omzet tijdens de coronaperiode werd vergeleken met die van dezelfde periode voor de pandemie, een tijd waarin Soekhoe nog alleen werkte en dus minder omzet had.
De roep om maatwerk
Volgens MKB Amsterdam zijn er veel kleine bedrijven die nu in de problemen komen door de terugbetaling van de NOW-regeling. “Er zijn verschillende soorten bedrijven, zoals horeca en kleine mkb’ers, die in de knel komen. De NOW-regeling was bedoeld om mensen in dienst te houden, maar de realiteit is veranderd. De pandemie heeft de kosten voor energie en lonen doen stijgen, en veel kleine ondernemers hebben nu niet de middelen om de steun terug te betalen”, zegt Achmed Baâdoud, voorzitter van MKB Amsterdam.
De organisatie vindt het oneerlijk dat kleine bedrijven op dezelfde manier worden behandeld als grote bedrijven als het gaat om de terugbetaling van de steun. Baâdoud roept de overheid op om maatwerk te leveren: “Kijk goed naar de situatie in 2020 en hoe de situatie nu is. Denk niet alleen vanuit het systeem, maar lever maatwerk. Als je nu de bedrijven loslaat, waardoor banen alsnog verloren gaan, zien wij dat als een desinvestering.”