De Passenger Terminal Amsterdam (PTA), de aanlegplaats voor cruiseschepen in de stad, staat op het punt om te verhuizen. Dit is het resultaat van een motie die onlangs werd aangenomen door een meerderheid van de Amsterdamse raad, bestaande uit D66, PvdA en GroenLinks.
De duurzaamheidskwestie
Ilana Rooderkerk, de fractievoorzitter van D66, benadrukte dat de huidige locatie van de terminal niet in lijn is met de duurzaamheidsdoelstellingen van de stad. Ze voegde eraan toe dat de bouw van een tweede brug over het IJ naar Noord onmogelijk zou zijn als cruiseschepen de stad blijven bezoeken. Bovendien, zo stelde ze, dragen cruiseschepen in het stadscentrum niet bij aan de inspanningen van Amsterdam om het aantal toeristen te verminderen. “Kortom, Amsterdam vaart beter zonder cruises”, aldus Rooderkerk.
Impact op luchtkwaliteit en toerisme
De discussie over het verplaatsen van de terminal is al gaande sinds 2015. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is de negatieve impact van de ‘varende flatgebouwen’ op de luchtkwaliteit in de stad. Volgens een onderzoek van CE Delft stoot een cruiseschip dat een dag in de Amsterdamse haven ligt evenveel stikstof uit als 31.000 vrachtwagens die een rondje rijden op de ring.
Daarnaast is er kritiek op het type toerist dat met deze schepen de stad bezoekt. Burgemeester Halsema merkte vorig jaar op dat cruisetoeristen vaak slechts een paar uur in de stad doorbrengen, eten bij internationale ketens en geen tijd hebben om een museum te bezoeken. “Dat betekent dat je onze stad consumeert, maar weinig betekent voor de stad”, zei ze in een podcast van NRC.
Eerdere pogingen tot verplaatsing
In 2019 werd er een poging gedaan om de PTA te verhuizen naar de Coenhaven. Ambtelijke documenten toonden echter aan dat deze verhuizing relatief duur zou zijn, de mogelijkheden voor woningbouw zou beperken en weinig zou bijdragen aan de spreiding van toerisme en verbetering van de luchtkwaliteit. Ook pogingen om de terminal te verplaatsen naar Zaanstad of Velsen werden niet positief ontvangen.
De PTA, die sinds 2000 open is en waarvan de bouw 40 miljoen euro kostte, staat nu dus voor een nieuwe uitdaging: het vinden van een nieuwe, geschikte locatie die past bij de duurzaamheidsambities van de stad.