Amsterdam neemt verantwoordelijkheid voor rol in Joodse deportaties

De stad Amsterdam heeft aangekondigd morele en financiële verantwoordelijkheid te nemen voor haar rol in de deportatie van Joodse burgers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit volgt op een aankondiging van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) dat het volgend jaar de resultaten zal publiceren van een onderzoek naar de rol van de gemeente in deze tragische gebeurtenissen.

Financiële teruggave en gedenktekens

Burgemeester Femke Halsema heeft aangekondigd dat de stad het geld dat verdiend is door het verhuren van trams aan de nazi’s voor de deportatie van Joodse Amsterdammers, zal doneren. Daarnaast zullen de tramhaltes waar Joden werden gedwongen in te stappen, worden voorzien van een gedenkteken.

“We gaan op korte termijn monumenten inrichten op het Victorieplein, de Plantage Muidergracht en de Beethovenstraat. Hierbij wordt ook uitleg gegeven over wat daar is gebeurd. We denken nu aan stolpersteine (struikelstenen)”, aldus Halsema.

Verantwoordelijkheid van de gemeente

De gemeente en het Gemeentelijk Vervoerbedrijf (GVB) zullen afstand doen van het geld dat met de deportatie is verdiend. Het gaat om een bedrag van omgerekend 61.000 euro, maar de gemeente heeft besloten dit af te ronden naar 100.000 euro.

“Het GVB was destijds een gemeentelijk bedrijf, dus het zou vreemd zijn om het nu aan het verzelfstandigde bedrijf te vragen om dit te doen. Het was een gemeentelijke verantwoordelijkheid, en die willen we ook dragen”, verklaarde de burgemeester.

Herdenking en excuses

Zodra de stolpersteine zijn geplaatst, zal er een opening of korte herdenking plaatsvinden. Hierbij zal namens het GVB ook excuses worden aangeboden. Halsema benadrukte dat de donatie niet gezien moet worden als een schadevergoeding, maar als een teruggave van geld dat de gemeente nooit had mogen hebben.

De resultaten van het NIOD-onderzoek worden begin volgend jaar verwacht. “Daarna zullen we in overleg met verschillende Joodse organisaties als gemeente onze morele en financiële verantwoordelijkheid nemen. Dit kan mogelijk leiden tot een formeel excuus, vergelijkbaar met het excuus voor het slavernijverleden. De precieze vorm hiervan zal in overleg worden bepaald. Het moet een gedragen excuus zijn, geen leeg ‘sorry'”, aldus Halsema.

Ze voegde eraan toe: “Het blijven altijd symbolische bedragen, het daadwerkelijke leed – de dood van mensen – is nooit werkelijk uit te drukken in geld.”

Plaats een reactie